Dichter van Terschelling 2018-2019 , 2019-2020, 2020-2021

Dellewal

als je er staat op het duin

en je ziet het wad,

of je vaart op het wad

en je ziet het duin –

het is een gevoel, niet in geld te betalen.

soms, in de mist, soms, in verhalen

komen de beelden, de mensen, terug.

als je er bent, of er naartoe gaat:

zie het schip, zie de baai.

niets hoeft het te kosten,

niets te verdienen. het is van een ieder.

het hoeft niet zo vlug

de tijd heeft de toekomst.

het hoeft niet zo duur –

je wilt toch altijd terug.

Vermist

Vermits de hoorn het meldde was het duidelijk: het mistte.

Je vergiste je dus zelden.  Je hoorde wat je niet kon zien.

Maar nu mis ik de hoorn al even, hoe moet ik weten

wat ik zie? Die misthoorn hoorde bij het leven.

De misthoorn doet het niet!  Ik mis dat klagende geluid,

dat onheilspellend oergetoeter,

Alsof een vloot met Vikingen zo opdoemt uit de nevelen.

Nu denk ik: Is het mijn staar of een beslagen ruit?

En schepen: zoeken die het dan maar uit?

Waar is de misthoorn toch gebleven?

Hij wordt vermist, de reden blijft

door sluiers damp omgeven.

Nakend Oerol

Jango Edwards slingerde zijn zaakje rond

in de tent op ‘t Geiteweitje, en ijle Japanse danseressen

leken verslonden in de nacht.

Wij keken met verbazing, die eerste keer in tweeëntachtig,

zoveel huid en haar hadden wij niet verwacht.

De toren waakte over ons dus waren we gerust, maar toch.

Wat was het koud,  geen weer om bloot de duinen af te dalen,

maar mooi, dat wel, die stoet van beelden en verhalen,

je kon nog alles zien en horen.

Nu is het Oerol alweer nakend. Met goede moed

en  vol verwachting stappen jonge mensen op de boot, net als

artiesten met hun doodsverachting en muziek.

Het Oerol naakt,  geeft zich bloot en komt op  gang.

Publiek begint alvast te zoeken naar locaties.

De toren waakt, zoals de toren altijd doet.

 

Noordsvaarder (na Oerol)

Na Oerol waait het hier weer stil

en is het zoals toen.

De kuilen die de Duitser groef,

ze zijn allang verdwenen.

Toch zie ik nog zijn benen en zijn schep.

Een jonge man, hij was er druk mee,

en bleef het heel de Urlaub doen,

het was voor zijn gezin:

een veilig stukje Heimat

in een nog vijandig land.

Ik zie een oude man nabij de duinen,

het kan de Duitser zijn, dan

is hij in de tachtig.

Hij staart naar al dat zand,

diep in gedachten, moe, zijn schouders droef.

De kuilen die hij groef,  zijn,

net als vrouw en kinderen, verdwenen.

Na Oerol waait het hier weer stil

en lijkt het net als toen.

Poem for Springtij symposium Terschelling 28 September 2018

Last will

On high ground in evening light, how nice,
the sea before me seems so undisturbed –
Terschelling island waiting for the night.
Not much is wrong here, the lighthouse beams
shine over quiet waves.
A legacy of ebb and flow,
the scene I want to pass on
to my children’s children in my will.
This gift of nature,
a dream to start my night with,
in pink and orange wrappage. Will it be mine to give?

Then, seagulls, trapped and dead in bright
blue nylon, wash ashore and start to be part of a nightmare.
More and more the rising sea proves to be
a giant bowl of plastic soup.
Unsavory. Unprecedented. Ugly, made of useless nonsense
like 60 years of waste, my life, in balloons, bubble gum and bags.

The wind is howling now and disapproves.
I close my eyes. I do not want the day to end like this.
When I wake up the demons of the night have washed themselves away.
A seabird screams and leaves, the sea, a mystery again,
waits for the new tide to repeat,
a little higher every day her movements,
giving back to us all the nasty spillage of her human vomit,
leaving us our home made killing legacy.

Mijn zilte bries (bij de opening van Kunst in de Kerk, Midsland, 15 oktober 2018)

Mijn zilte bries

vergeten drijft een wolk voorbij,

de lucht waait over vroeger.

het komt niet terug wat is gedaan,

de horizon blijft evengoed een lijn van niets

als een doel dat nooit bereikt wordt

en hier aan zee ligt urenlang het strand vóór mij

om te begaan en verderop te raken.

dit eindigt niet al ben je weg,

een zilte bries fluistert je naam, je ziel komt naderbij.

de wolk lost op en drijft zijn weg.

ik zie je staan: een trilling op het strand, meer niet,

de verschijning komt in golven,

maar een droom waarin jij  spreekt, en níet bent vergeten.

niets blijft maar alles fluistert voort,

in schelpen die nu openstaan.

ik weet hier drenkelingen van gezonken schepen,

bedolven, dood;  elders  deed hun leven  er wel toe.

een jonge meeuw, al wees en schreeuwend, zwijgt als je verdergaat,

ook hij beseft dat je bent doorgegaan.

mijn zilte bries, zomaar ontstaan,

waait  stilaan verder, maar heeft wel geweten

dat hij is gehoord. ook ik kan nu weer gaan.

voorbij is iets dat nooit voor mij eindigt

je ziel drijft weg op de golven

maar jij blijft elders leven.

wees mijn stil geweten

Oerol 2020 een imaginaire herinnering

Nu Oerol over is en eigenlijk niet was
en er geen feesttent stond op het verdorde gras

omdat een virus woedde dat verteerde wat op vrijheid leek

terwijl imaginair misschien nog wel ontroerd werd

maar dat nergens uit bleek
en de ondergaande zon elke dag in alle tinten bloedde

danste een blij kind op het strand in haar eentje,

de zon ging onder en goud kleurde de zee.
De meeuwen namen haar onder hun hoede.

Alles gaat over, voorbij, en vergeet je.

Alleen de herinnering die je zelf kiest,

blijft je bij.

Bijna Kerst

Decemberkraaien en een grijze kou. Een engel

als een duif die op straat is doodgegaan,

de kerstboom bij de toren, door een hond bepiest,

geurt bitter. Gelukkig kerstfeest staat er, triest van glitter,

op de zware kaarten die de bode door de regen bracht.

Er flikkert toch een kaars en ook van boven komt er licht

al is het nacht. Een wonder zit misschien in onbevlekt, ontvangenis

of:  in min of meer geloven in de wens dat er een kerstfeest is voor iedereen.

Een wonder is die kracht van mens tot mens om daar te zijn

waar men kind noch kraai verwacht. Kerst vier je niet alleen.

Bevrijd

Jij hebt mij bevrijd nog voor ik was geboren –

zo vaak heb ik het moeten horen:

“Zij zijn gestorven, allemaal, voor jou”

(en  ik maar snikken dat ik ’t helemaal niet wou) –

Nu ben ik ouder en ik weet:

jij hier in het graf stierf niet voor mij

maar voor de vrijheid die ik nu beleef

omdat mijn moeder elders overleefde

en hier mijn vader tegenkwam.

Had het nog maar meegemaakt,

had het maar geweten en gevoeld

zonder dat offer moeten geven: jij hier

in dit graf waarover regen spoelt.

Twintig jaren werd je maar.

Je had de vrijheid en de vlaggen moeten zien,

zo had je het bedoeld: te winnen en te leven,

niet te sterven in je militaire jas.

Ik dank je nu omdat je er toen was.

Om wat je hebt gegeven.

Joop

het zand waait verder

en de zee ruist woordloos door

zonder jou nu

dit eiland wil jou nooit vergeten

hoe je ons leerde

dat er meer is als je wilt

de kleuren en geluiden

plezier, verwondering, verbeelding

schoonheid en verbazing

Oerol zal men op de wereld

van je weten

overal volgt een moment van stilte

want zonder jou nu verder

Heen en weer met nieuwe ferry’s

De veerboot moet er wel zijn, natuurlijk,

anders komen we niet ver. En ik wil naar de Action.

Ik ben er meestal zeker van dat hij wel gaat.

Ook check ik wel eens online als het stormt,

maar dan ga ik liever toch niet mee.  Ik niet.

Ooit zag ik vanaf de langzame boot hoe

de Koegelwieck werd gelanceerd,  los kwam uit de golven,

het was windkracht tien. Ze gingen terug. Wij voeren verder.

We moeten of willen namelijk altijd ergens heen.

En er zijn nog meer mensen die hier naartoe willen.

Stel dat we geen vervoer meer hadden van en naar de wal.

Verhongerd zouden we achter de konijnen rennen,

de laatste vissen bevechten en de melkkoeien slachten.

De veerboot moet er wel zijn, natuurlijk.

Anders komen we niet ver. Niet naar de Action.

Verwachtingsvol kijken we uit

naar de komst van Willem 1 en Willem 2,

de nieuwe ferry’s van Doeksen, die, helemaal in Azië gemaakt

de oceaan van plastic soep over zullen varen,

door het Suezkanaal waarschijnlijk.

Tussen dobberende vluchtelingen door en via de Straat van Gibraltar.

Langs de Golf van Biskaje met windkracht elf gaan ze,

richting ons, zodat we een dagje naar het plasticparadijs kunnen

want daar is de Dreft een euro goedkoper, en ze hebben er knalroze knijpers.

Gastvrij Terschelling

Zonder gasten

van over het Wad is het stil,

giert de wind door de straten:

Terschelling ligt plat.

Zij komen niet hier heen

ook al willen ze graag.

Zorgen,  angst  en verdriet,

ook

Terschelling ligt plat.

En hoe is het morgen

is de vraag van vandaag.

Maar de mensen gaan voort,

ook de boot vaart nog steeds,

met nog iemand aan boord.

En de toren geeft licht

in de donkere nacht.

Vogels bouwen hun nest,

een kind wordt geboren,

Alles gaat door

van Oost tot West.

Gastvrij Terschelling

wacht op betere tijden,

wacht op dierbare gasten,

wacht op wat komen gaat.

Dierbare zorgen

Wat dierbaar is gaat vaak verloren

Zie maar: gaten in het aardse goed

En veel verandert onder onze toren:

Het oude postkantoor, en Dellewal

Een gatenkaas wordt de verleden tijd

Een dorp, een eiland, dierbaar goed,

Alles verdwijnt, het gaat er aan als je niets doet

Dag burgemeester

Zoals de Toer nog steeds zichtbaar is

Al ben je bijna over

Zo zul je niet vervagen

Na jaren eb en vloed gedeeld:

Daar ga je weer

Het ga je goed

Het waren mooie dagen

27 maart 2020 voor afscheid Bert Wassink, 31 maart Terschelling Tv, opdracht van Dichter bij Zee

Opoe’s liefde

Ze passen net niet allemaal

op de duintop, al haar kinderen en hun kroost

en daar de aanhang van.  De laatste foto

wordt gemaakt, er wordt getoost, het weekend loopt teneinde.

Ze gaat nog mee en zwaait hen uit,

van sommigen de naam vergeten.  Maar

dan keert ze niet terug naar huis.  Ze wandelt naar het graf

en brengt verslag uit van ’t bezoek.

“De oudste van de oudste zoon studeert

iets waar ik echt de ballen van begrijp, en

zijn vriendin heeft piercings in haar neus en zelfs in haar kruis.

Ze wordt jurist. Lach niet. Afijn, ik heb een afwas thuis, ik ga.”

“Blijf liever hier,” zegt hij. “En kom me achterna.

Wordt het geen tijd?” Ze overweegt zijn bod.

“Ben je nu in de grond of al bij god?”

“Verklap ik niet.  Je zult wel zien.”

De zon staat laag, de reis gaat vlug. De boot met nageslacht

verkeert al ergens halverwege. Er wordt

voornamelijk gezwegen. Op de schermpjes

vindt men opoe alvast nergens terug.

 

 

Mavo Midsland 1972

Hij vertelde hoe de dupen

in de houten plankenvloer

van de klas waren gekomen:

laarzen. Van  Duitse soldaten.

Ik denk niet dat we het  ooit vergaten.

Er viel een stilte in de klas toen hij dat had gezegd.

Zo dichtbij, we schrokken. Met dat beeld

in klare taal had hij “bezetting” uitgelegd.

Met weinig kun je teruggaan in de tijd

als je maar biedt: een vloer, een goede leraar, krijt,

een waar gebeurd verhaal,

een schoolbord als het raam waardoor je  “vroeger” ziet.

De ôde kôb

De ôde kôb sjogt ûs wol mar tinket net:

‘Wat gaat er door de mensen heen

Beneden mij in duinen,

Langs het strand en in het bos?’

De ôde kôb flygt syn eigen flucht

Zijn schreeuw doorklieft de ochtendmist

Zijn roepen klinkt over de rode daken

Zijn vleugels scheren

Langs de graven, door de lucht

Mar de ôde kôb tinket net om ús

Hij ziet ons evengoed

Hij weet dat wij voorbijgaan in de tijd

En dat hij nog wel blijven zal

Hij vliegt zijn eigen vlucht

Altijd zijn vrijheid tegemoet

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s

%d bloggers like this: